Hechting en partnerrelaties

Alle zoogdieren, waaronder de mens, hebben bij de geboorte een biologisch aangelegde behoefte zich te binden oftewel hechten aan een ander (de ouders) om veilig te zijn.
Een kind dat goed of veilig gehecht is in het ouderlijk gezin (stamgezin) voelt zich geborgen en gewaardeerd. Een veilige hechting (engels: bonding) leidt ertoe dat een kind zich waardevol zal voelen, ongeacht wat het presteert, en krijgt (impliciet) de boodschap ‘je bent goed zoals je bent, je bent de moeite waard’.
Dat vereist een sensitiviteit (aanvoelen) door de ouders van niet te weinig en niet teveel reageren. Een veilige hechting zorgt ervoor dat je in staat bent om relaties met anderen aan te gaan (symbiose), maar ook goed alleen kunt functioneren (autonomie).
Aan de ene kant dient er bescherming te zijn voor een kind, aan de andere kant vereist het een sensitiviteit voor loslaten. Wanneer kan ik mijn kind zelf iets laten doen of wanneer kan het zonder mij?
Bij een veilig gehecht kind is het bijvoorbeeld normaal dat het gaat huilen wanneer je het de eerste keer naar de kinderopvang brengt. Al snel zal het leren dat je hem of haar altijd weer komt halen en dat het dus veilig is.

Er zijn vier types hechting:
1) Veilige hechting, zoals hierboven beschreven. In een partnerrelatie heeft een veilig gehecht persoon behoefte aan samen zijn maar ook aan persoonlijke ruimte (symbiose en autonomie). Deze mensen vertrouwen erop dat er van hen gehouden wordt en durven anderen dichtbij te laten komen omdat zij niet bang zijn om gekwetst te worden.Typische problemen in relaties van veilig gehechten in relatietherapie zijn overbelasting, geleefd worden (sociaal, werk, kids etc) en elkaar uit het oog verliezen. Een relatie gaat niet vanzelf goed, maar vergt onderhoud.

en drie types van onveilige hechting:
2) Angstige hechting; te weinig sensitiviteit en vaak teveel negatieve aandacht (‘heb je dit al gedaan, waarom heb je nu weer niet…, denk je aan… etc’). Een kind weet vaak niet waar het aan toe is en dit leidt tot onzekerheid en afhankelijkheid. In partnerrelaties zie je dan iemand die moeite heeft met alleen zijn en ook met samen zijn. De angstig gehechte partner stelt zich afhankelijk op, verwacht meer betrokkenheid dan de meeste partners kunnen bieden en is een ‘pleaser’.
3) Vermijdende hechting; te weinig aandacht, bijvoorbeeld door (een) afwezige ouder(s). Vaak stille kinderen die weinig emoties tonen. In de partnerrelatie zie je hier iemand die graag op zichzelf is, een solist. Heeft moeite met intimiteit en het tonen van emoties vanuit een verwachting dat daar negatief op gereageerd zal worden.
4) Gedesoriënteerde hechting; weinig sensitiviteit en veel agressie of misbruik in stamgezin. Je ziet vaak een behoefte aan toenadering bij een kind, maar dan opeens bevriest het weer door angst. In partnerrelaties zie je veel ambivalentie; toenadering en terugtrekken, veel woede en escalerende ruzies gepaard gaande met (verbale) agressie. Iemand die weinig vertrouwen heeft in de ander, maar ook in zichzelf. Er is al snel sprake van bindingsangst.

Bij hechting speelt biologische aanleg ofwel erfelijkheid een grote rol. Je ziet dan ook vaak patronen in families, generatie na generatie. Natuurlijk zijn er ook omgevingsinvloeden, zoals een traumatische gebeurtenis, die een veilig gehecht kind toch onveilig gehecht kan maken.

Ik hoop met dit beknopte verhaal over hechting duidelijk te maken hoe belangrijk de invloed van hechting is op het functioneren in een partnerrelatie. Daarom besteden wij in de praktijk ook veel aandacht aan hechting in met name de beginfase van relatietherapie. Eén individueel gesprek met ieder voorafgaand aan relatietherapie zie ik als een minimum.

Mocht je je verder willen verdiepen in dit onderwerp dan is literatuur gebaseerd op de hechtingstheorieen van Bowlby, Ainsworth en Tronick heel interessant.

drs. Marly Senden, Psycholoog NIP

info@marlysenden.nl

06-29448836

Terug naar overzicht